Beeldende vorming

BeVo wordt gegeven door een vakleerkracht, die naast een kunstpedagogische opleiding ook de Pabo heeft gevolgd en werkzaam is bij het Rijksmuseum. Er wordt op een inspirerende manier onderwerpen en thema’s aangeboden, die aansluiten bij de methode Da Vinci, kunstbeschouwing en de leefwereld van de kinderen.

Met verschillende materialen en technieken leren de leerlingen ideeën, gevoelens en ervaringen vorm te geven en beeldend te communiceren. Door kunstbeschouwing, uitstapjes naar musea en tentoonstellingen maken de kinderen kennis met ons culturele erfgoed.

Leerlijn BeVo
De leerlijn van het vak Beeldende Vorming volgt de creatieve, motorische en emotionele ontwikkeling van de leerlingen. Techniek, vaardigheden, functie en betekenis van vormen en materialen sluiten aan bij de ontwikkelingsfase van de kinderen.De context waar binnen gewerkt wordt is betekenisvol en sluit aan bij de belevingswereld van de kinderen en de methode DaVinci.

 

Groep 1/2: aansluitend op Da Vinci, feestdagen, seizoenen als thema

De kinderen maken beeldende werkstukken op basis van zintuiglijke waarnemingen en authentieke ervaringen. Daarnaast verkennen ze de mogelijkheden van beeldaspecten (ruimte, kleur, vorm, textuur en compositie) en experimenteren binnen de context van het onderwerp met verschillende materialen (zoals divers tekenmateriaal, verf, inkt, scheuren, knippen, plakken, bouwen met constructiemateriaal en boetseren).

Groep 3/4: aansluitend op Da Vinci, feestdagen, seizoenen als thema, Lijn 3
De beeldende werkstukken worden nu veelal gemaakt op basis van waarneming, beleving en ervaring.

Binnen het thema verkennen en onderzoeken de kinderen de diverse beeldaspecten. Ze leren bijvoorbeeld lichaamsvormen van mensen en dieren ruimtelijk weer te geven en over kleurnuances- en contrasten. Daarnaast is het experimenteren met verschillende materialen en technieken gerichter (zoals boetseren uit één stuk, druktechnieken of constructie- en verbindingstechnieken met papier- en kosteloos materiaal).

 

Groep 5/6: aansluitend op Da Vinci
De kinderen komen nu ook in aanraking met nieuwe elementen waar beelden een specifieke rol hebben, zoals inspiratiebronnen uit de beeldende kunst, cultureel erfgoed, hedendaagse beeldcultuur, interieurs, mode en vormgegeven omgeving. Bij de beeldaspecten ligt de nadruk meer op functie en mogelijkheden, denk aan de relatie tussen kleur en licht, of in plastisch materiaal textuur, motieven en patronen aanbrengen.

Vaardigheden worden vergroot door uitgebreider onderzoek naar technieken en materialen. Houtbewerking (spijkeren, zagen, schuren) en werken met platen en ringen van klei zijn voorbeelden hiervan.

 

Groep 7/8: aansluitend op Da Vinci
Nieuwe beeldende thema’s komen aan bod, zoals design, of de stijl van een kunstenaar. Beeldende vormgeving en techniek komen meer samen in het planmatiger onderzoeken en experimenteren met de beeldaspecten. Kinderen verdiepen zich bijvoorbeeld in standpunt en horizon, de karakteristieke houding van mensen en dieren, diepte aanbrengen in een plat vlak, of opbouw, ordening, evenwicht en betekenis in een compositie. Ze leren de verschillende effecten kennen van materialen en technieken, bijvoorbeeld een meerkleuren druk lino- of zeefdruk op papier en stof. Het kiezen van materialen en beeldaspecten die de betekenis van hun werk ondersteunen gaat gepaard met bespreken, overleggen en reflecteren op hun werk.

 

De vakdocent BeVo is Noémi Beyer.